Precies een jaar geleden sliep ik slecht als gevolg van de ‘junirui‘.
Op zaterdag de 29ste juni van 2013 schreef ik: “Vandaag heb ik een nieuw woord geleerd: junirui. Het laat zich lekkerder lezen met een verbindingsstreepje: juni-rui.
Het begrip is afkomstig van een boomkweker. Naar het schijnt, laten appelbomen in juni de zwakste vruchten vallen, zoals slangen uit hun huid kruipen, of vogels hun verendek verwisselen.
Het appelboompje in de achtertuin heeft hetzelfde gedaan. Van de acht baby-appeltjes hangen er nu nog maar vijf. Die resterende handvol ziet er wel erg gelukkig uit. Er ontstaat voorzichtig een blosje op de huid en de tak waaraan ze hangen begint al voor ze te buigen. Junirui dus. Een vreemd nieuw woord met belangwekkende consequenties. Ik vind het opwindend. Hetzelfde gevoel had ik ooit bij ‘beurtbalkje’, maar daarover op een andere zaterdag meer“.
Dit jaar valt de schade mee. Er zijn wel een paar appels verdwenen. Ze zijn (a) heel ver van de stam gevallen, of (b) ze zijn opgegeten door de tuinbeesten. In ieder geval kan ik vier ontbrekende vruchten niet meer terug vinden. Het overgebleven stel begint inmiddels behoorlijk te blozen.
Om de lezers van dit blog te behagen, heb ik een paar rotte plekjes op de fruitige huid weggephotoshopt, maar verder geeft de bovenstaande foto een vrij realistisch beeld. Juni is nog niet voorbij en de rui nog niet over. Ik juich dus niet, maar een fikse pot appelmoes komt met het jaar dichterbij….
Dit bericht is een herpublicatie van een eerdere website.