Italië is mijn favoriete vakantieland. Het weer deugt, de mensen zijn er vriendelijk en je kunt er fantastisch eten en drinken. ’t Is een beetje giswerk, maar waarschijnlijk heb ik al zo’n veertig keer in een Italiaans huis gelogeerd.
Het viel zelden tegen. Welgeteld misschien één keer. We kwamen terecht in het huis van een alleenstaande, oudere heer. Hij was belezen, dat bleek uit de wanden vol boeken. De muren verdwenen achter eindeloze rijen betitelde ruggen, afgedekt met een grijs laagje vergane tijd.
Het kattenhuis
Behalve boeken had de man ook katten. Bijna net zo veel. Misschien was het om de eenzaamheid te verdrijven. Om dezelfde reden had de eigenaar waarschijnlijk ook een deel van zijn woning opengesteld voor toeristen. Als er geen gasten waren, dan zaten de katten daar. Dat bleek al vrij snel.
We arriveerden in de late namiddag. Bij de ontvangst hoorde een korte rondleiding door het vakantieverblijf. Trots toonde de man zijn bezit. Lange vitrage wapperde in de zachte avondbries. Het gouden zonlicht van Toscane drong gefilterd door het weefsel. Het was adembenemend.
Toen de gastheer ons een prettig verblijf had gewenst en vervolgens verdween met een stoet katten in zijn kielzog, plofte ik vermoeid neer op een riante bank in de woonkamer. De ruimte werd ogenblikkelijk verduisterd door een enorme stofwolk die opsteeg uit de zitting. En erger nog: ik werd besprongen door een legioen vlooien. In de zitting zaten gele kringen en onder de salontafel lag een aangevreten, dode muis. Dat was het moment dat ik weg wilde. Weg, weg, weg.
Slangen bij de slaapkamer
De andere 39 bezoeken waren geweldig. We hadden wel een keer een grote slang onder het slaapkamerraam en miljoenen friemelbeestjes in het wasgoed aan het droogrek, maar beheersbaar avontuur is prima, dat maakt een vakantie tot een herinnering.
De laatste vier keer zijn we naar hetzelfde huis, in hetzelfde dorp, in dezelfde provincie in Piëmont geweest. Dat lijkt misschien saai, maar we beginnen inmiddels de honderd inwoners van het gehucht te kennen. Ze groeten vriendelijk ‘buongiorno’ in de plaatselijke koffiebar, brengen groenten uit hun moestuin en nemen alle tijd om uit te leggen waar de beste wijn te koop is. Het voelt inmiddels als thuiskomen. Dit keer bleek het oogsttijd. Alles en iedereen rook naar druivensap.
Cesare Pavese
De beroemde Italiaanse schrijver en dichter Cesare Pavese (1908-1950) komt uit deze regio. Hij is geboren in het plaatsje Santa Stefano Belbo. De hele provincie Piëmont claimt zijn herkomst, al heeft ‘ie het grootste deel van z’n leven gewoond en gewerkt in Turijn. Het voelde als een prettige plicht om één van zijn boeken te lezen, al was het maar voor de buren. Ik heb gekozen voor ‘De maan en het vuur’ uit 1949.
In een vorig verhaal heb ik je proberen over te halen om John Steinbeck te lezen. Als die missie is geslaagd, dan wil ik je nu Cesare Pavese aanbevelen. Er zijn zoveel overeenkomsten dat uiteindelijk de verhalen van beide mannen gaan blenden in je hoofd.
Tijdgenoten
John Steinbeck (1902-1968) en Cesare Pavese (1908-1950) waren tijdgenoten. Het lijkt me zeer onwaarschijnlijk dat ze elkaar hebben ontmoet. Ik kan zelfs niet achterhalen of Steinbeck het werk van Pavese heeft gelezen. Andersom is dat wel het geval.
Pavese studeerde literatuurgeschiedenis en had een grote voorliefde voor Amerikaanse schrijvers. Hij promoveerde op de dichter Walt Whitman en vertaalde later werk van onder anderen John Steinbeck.
Als je de grootste meesterwerken van beide mannen naast elkaar legt, dan is er veel overlap in taalgebruik, toon, sfeer en inhoud. Ik noem een paar voorbeelden uit Steinbeck’s ‘Ten oosten van Eden’ (1952) en Pavese’s ‘De maan en het vuur’ (1949).
Steinbeck en Pavese overlappen
Beide mannen situeren hun vertelling in de vallei waar ze geboren zijn. Voor Steinbeck is dat de Salinas Valley in California en voor Pavese de Valle Belbo in Piëmont. De hoofdpersonen lijken voortdurend op zoek naar ‘vaste grond’ onder hun voeten, een reden van bestaan, een plek om in aanwezigheid van familie en vrienden te kunnen sterven. Pavese schrijft dat bijna letterlijk:
“Je hebt een dorp nodig, al was het maar om het plezier van weg te gaan. Een dorp wil zeggen dat je niet alleen bent, dat er iets van jou is in de mensen […] dat er op je wordt gewacht, ook als je er niet bent.” (vertaling van Max Nord)
Zowel Steinbeck als Pavese zijn superieur in het beschrijven van de natuur. Ze schilderen het landschap gedetailleerder dan oud-Hollandse meesters. Je voelt de warme winden en de uitgemergelde grond van zowel Zuidwest Amerika als Noordwest Italië. De plaatsen zijn verschillend, het gevoel is hetzelfde. Iedereen voert een verloren strijd tegen de droogte in de zomer en tegen de bittere kou tijdens strenge winters.
De hoofdthema’s van beide boeken zijn weliswaar totaal verschillend, toch snijden beide auteurs steeds weer vergelijkbare onderwerpen aan: armoede, honger, ambachtelijkheid, vriendschap, de dunne grens tussen goed en kwaad en ook de 2e Wereldoorlog krijgt in beide boeken een plek.
Weemoed en notalgie
Maar wat van alle overeenkomsten het meest opvalt, is de toonzetting in de twee magistrale verhalen. In iedere regel klinkt weemoed door. Het is niet alleen een hang naar vroeger toen ‘alles beter was’, maar ook een bewuste keuze van de auteurs om de lezers onder te dompelen in de gevoelswereld van de hoofdpersonen. Het is een sfeer die dagen na het lezen van de laatste pagina nog dwaalt door je hoofd. Steinbeck en Pavese kunnen stevig spoken.
Nou ja, genoeg promopraat, als je zin hebt, dan zou je op zoek kunnen gaan naar de boeken. John Steinbeck is redelijk goed verkrijgbaar, maar voor Pavese moet je uitwijken naar het centrale magazijn van de bibliotheek, of naar een kringloopwinkel. Het wordt hoog tijd voor een nieuwe vertaling. Pavese is het waard.
Veel leesplezier.
Tip voor bijpassende wijn: een Barolo van een jaar of vijf geleden….