Vrijdag 15 januari 2016
Werkmannen beginnen altijd onbehoorlijk vroeg. Het is alsof ze er een sport van maken om je te betrappen met de slaapkorsten in de ooghoeken. Zo wordt de vuilnis hier opgehaald als het nog donker is en de schilder bouwt z’n rolsteiger op als de vogels net beginnen te kwetteren.
Vanochtend om kwart voor acht stonden er twee nieuwe werkmannen op de stoep. Op mijn digitale klokje was het eerste cijfer dus nog een 7. Vreselijk!
Eigenlijk ben ik zelf best wel matineus. De wekker gaat iedere dag trouw om iets voor zevenen, maar voordat ik echt aanspreekbaar ben, is het toch zeker anderhalf uur later. Vroeg bezoek heeft niet veel aan me.
Nieuwe werkmannen
De lindeboom in de voortuin moest voor het eerst gesnoeid. Daar hebben we twee specialisten van een hoveniersbedrijf voor gevraagd. Keurige heren. De één was duidelijk de woordvoerder en de ander begon alvast met het sjouwen van ladders. Ik had zelf erg veel behoefte aan koffie en vroeg de gasten of zij ook een mok wilden. Dat bleek niet nodig. Ze hadden net op de zaak al wat gehad. “We drinken pas om tien uur weer wat”.
Ik visualiseer dat soort dingen dan meteen.
Om klokslag zeven uur komen de eerste mannen op hun werk, ze trekken hun overall aan en zetten zich aan een ruwhouten tafel in een betegelde ruimte met fel licht. Vervolgens komt er uit het niets een vrouw opdoemen met een pot dampende koffie. Ze zegt ‘môgguh’ en schenkt het zwarte water uit. Daarna vertrekt ze weer. De mannen klemmen hun knuisten om de kommen en beginnen een gesprek over voetbal en de lotto. Er vliegen wat grappen in het rond en de klussen worden verdeeld.
Mijn fantasie slaat wel vaker op hol.
Verse koffie
Om tien uur ging ik nog een keer vragen of ik verse koffie mocht zetten. Dit keer was het prima. Even later stonden we op het stoepje te kijken naar de uitgedunde linde. Het zag er goed uit allemaal. Mijn gulheid gaat dan ver. Ik trok een pakje sigaretten uit de jaszak en hield het uitnodigend naar voren. De zwijger wilde wel.
De prater keek me onderzoekend aan en zei: “Er wordt steeds meer gerookt door mensen die lichamelijk werk doen. Bij zitters en denkers wordt het juist minder.” Het klonk niet als een verwijt, maar je kon zien dat hij geen pakje sigaretten bij mij had verwacht. Ik voelde me meteen schuldig.
Toen de werkmannen weer weg waren, ben ik stevig gaan stofzuigen en dweilen, gewoon om ook de spieren wat te spannen. Ik weet niet of dat een sigaret rechtvaardigt, maar het huis knapt er wel van op…