Creatief met de sluitertijd, diafragma en ISO
Bewegend-publiek-Sluitertijd-Belichtingsdriehoek

Gepubliceerd op

ISO, diafragma en sluitertijd

Dit artikel gaat over de belichtingsdriehoek. De belichtingsdriehoek is het samenspel tussen diafragma, sluitertijd en ISO. Ik maak het niet al te ingewikkeld, maar ook de gevorderde fotograaf kan er z’n voordeel mee doen. De bijgevoegde oefeningen kunnen voor iedereen een uitdaging zijn.

Romig water

Je ogen zijn natuurlijk het belangrijkste hulpmiddel bij het maken van een sterke foto. Alles draait om kijken, kijken en dan pas fotograferen. De techniek van je toestel kan je verder helpen om iets moois te maken. Zeker als je het aandurft om het camera van de automatische stand af te halen gaat er een wereld aan mogelijkheden voor je open.

Je kunt water romig maken, beweging suggereren in een stilstaand beeld, tegen de zon in fotograferen, mensen ‘los maken’ van de achtergrond en zelfs analoge foto’s nabootsen. Dat doe je door slim gebruik te maken van de ‘belichtingsdriehoek’.

De belichtingsdriehoek

In dit artikel geef ik een paar tips hoe je het diafragma, de sluitersnelheid en de ISO-instellingen kunt gebruiken om opvallende foto’s te maken.

De belichtingsdriehoek bestaat uit het diafragma (de letter A* op je camera van het Engelse Aperture), de sluitertijd (S* van Shutter) en de ISO-waarden. *Canon gebruikt de afkortingen Av en Tv voor diafragma en sluitertijd.

Diafragma

Met de diafragma-instellingen bepaal je hoe groot de lensopening van je objectief wordt, dus hoeveel licht er naar binnen mag. Het diafragma wordt aangeduid met een ‘f/getal’. Hoe groter het getal (bijvoorbeeld f/22) hoe kleiner de lensopening.

Dat lijkt verwarrend maar je kunt het best onthouden dat een groot getal een grote scherptediepte geeft. Met het diafragma kies je namelijk voor de hoeveelheid scherpte in je foto. Als je alles van voor tot achter scherp wilt hebben, dan kies je een groot getal. Als je alleen de ogen van iemand scherp in beeld wilt hebben (zie foto), dan kies je voor f/2.8 (of nog kleiner als dat kan).

De scherptediepte neemt steeds verder af als je verder inzoomt, of dichter naar je hoofdonderwerp toe gaat.

Dus: als je heel weinig scherptediepte in een foto wilt hebben, dan:

  • zoom je zo ver mogelijk in,
  • ga je zo dicht mogelijk naar je hoofdonderwerp toe en
  • kies je het kleinste diafragmagetal op de camera.

Tip: hoe verder je hoofdonderwerp is verwijderd van de achtergrond, hoe meer het ‘los’ in de ruimte komt te staan. Als je iemand wilt fotograferen met een ‘blurry’ muur op de achtergrond, vraag hem of haar dan een paar meter vóór de muur te gaan staan en kies een klein diafragmagetal.

Oefening: fotografeer een bloemkool (een voetbal mag ook) en breng alleen de voorkant scherp in beeld.

Sluitertijd

Met het instellen van de sluitertijd bepaal je hoe lang er licht op de sensor van je camera mag vallen. Als de sluiter lang openstaat zullen bewegende mensen en objecten onscherp worden. Dat komt omdat ze zelf bewegen, maar ook omdat jij de camera niet 100% stil houdt. Voor normale situaties (wandelend publiek in een winkelstraat) heb je tenminste 1/60 seconde nodig om een scherpe foto te maken.

Als je een galopperend paard probeert te fotograferen, dan moet je sluitertijd een stuk korter worden, misschien wel 1/800 seconde.

Je kunt er ook bewust voor kiezen om erg lange sluitertijden te gebruiken. Misschien heb je wel eens foto’s gezien waarbij er melk uit een waterval lijkt te stromen. De fotograaf heeft dan waarschijnlijk een statief gebruikt en een lange sluitertijd ingesteld. Het enige wat beweegt, is het vallende water en dat wordt logischerwijs ontzettend onscherp (romig wit meestal).

Oefening: maak een foto in een winkelstraat waarbij alle voorbijgangers onscherp zijn, behalve je hoofdpersoon (zie de foto boven dit artikel).

Tip: doe het op een bewolkte dag, dan kun je de sluitertijd wat langer maken.

ISO

De ISO-waarde geeft de lichtgevoeligheid van je sensor aan. Hoe hoger het getal (bijvoorbeeld ISO 3200), hoe gevoeliger je sensor wordt voor licht.

Je kunt in situaties met weinig licht dus veel plezier hebben van de ISO-instellingen op je camera. Toch zul je vrijwel altijd een laag getal willen gebruiken, want de ‘ruis’ op je foto wordt steeds groter als je de waarden opschroeft. ISO 100 wordt gebruikt onder goede lichtomstandigheden. Sommige fotografen gebruiken voor portretfoto’s ook ISO 200 omdat de gelaatstrekken dan iets zachter worden.

Maar…: je kunt de ISO-instelling ook gebruiken voor creatieve fotografie. Veel ruis suggereert dat een foto is gemaakt op een oude, analoge camera. Denk maar aan al die Instagramfilters met fletse kleuren. Als je de ISO-instellingen op een slimme manier toepast, dan heb je geen filters of hippe Apps nodig om toch een ouderwetse plaat te schieten…

Oefening: gebruik de ISO-instellingen (en eventueel de kleurverzadiging) om een ‘historische’ foto te maken.

In de volgende nieuwsbrief leggen we uit welke samenhang er is tussen diafragma, sluitertijd en ISO-waarden. De belichtingsdriehoek heet namelijk niet voor niks zo.

Ik wens je veel fotografieplezier!

Dit artikel verscheen ook op de website van Fotoschool Keistad.

andere
verhalen