’t Is dat we retourtickets hebben, maar anders zouden we hier best willen blijven…
Wat een waanzinnig mooie reis is dit toch. We zien zoveel geks en moois dat het nauwelijks te bevatten is. Gisteravond in Las Vegas was het een gekkenhuis. De Kalverstraat op zaterdagmiddag is er niks bij. We hebben alle vreemde vogels van God’s schepping wel gezien: rijk en arm, mooi en lelijk, boos en vrolijk, nuchter, maar vooral ook dronken.
De tijd was te kort om alles te bekijken aan The Strip (Las Vegas Blvd). De vulkaanuitbarsting bij hotel The Mirage was prachtig, het piratengevecht bij Treasure Island leuk (is een soort zangvoorstelling geworden met mevrouwen in bikini) en de dansende fonteinen bij het Bellagio waren schitterend.
Vandaag hebben we de wekker op 7 uur gezet. De reis naar Zion zou een uur of vier gaan duren en we wilden vroeg in het park zijn om –heel misschien- ook nog door te kunnen rijden naar Bryce Canyon. Christian heeft ons aangeraden om Bryce echt even aan te doen, omdat het veel, veel mooier zou zijn dan Zion. Uiteindelijk waren we toch weer wat later dan bedacht en moest het voorstel van zwagerlief afvallen.
Net buiten Las Vegas zag Sander namelijk een museum van ene Shelby langs de snelweg liggen. Ik wist het niet, maar deze meneer Shelby pimpt sportwagens zodat ze nog sneller kunnen rijden en er nog ‘vetter’ uit zien. Uiteraard zijn we even gaan kijken.
Na de korte stop bij het autoparadijs is Sander achter het stuur van de Mustang gekropen en heeft ongeveer 300 kilometer over Interstate 15 (north bound) getoerd. Het was een genot om er naast te zitten en de omgeving goed in me op te kunnen nemen.
De hele rit was een rechte streep door de woestijn, tot we in de buurt van St. George in Utah kwamen. Daar reden we de bergen in: groots, dramatisch en niet te beschrijven. Deze staat is ruig en onwaarschijnlijk prachtig. Het weer is ook nogal divers: stralende zon, dikke plensbuien en zelfs sneeuw en dat allemaal op dezelfde dag op een oppervlakte van 100 bij 100 Mile.
We zijn gestopt op een parkeerplaats, annex camping, langs de snelweg. Het was er leeg, op een mevrouw in een golfkarretje na. Zij kwam twee dollar beuren voor ‘sta-geld’. Ze vertelde dat het later op de dag heel druk zou gaan worden. De Mormonenmannen gaan namelijk deze week op reis met hun zoons en op de plek waar ze wilden camperen, in Cedar City (60 Mile verderop), was alles dicht gesneeuwd. De heren moesten daarom uitwijken naar een plek waar het zonnetje wel stralend aan de hemel stond. En dat was op deze riante parkeerplaats.
By the way: we zagen dit schattige beestje, maar hebben geen idee wat het is. De grootte is vergelijkbaar met twee pakjes Marlboro boven op elkaar.
Even na de camping -waar het stralend weer was- begon het te regenen. Dat bleef het doen tot we aankwamen bij ons verblijf voor vannacht.
We hebben ons een uurtje vermaakt op de hotelkamer en daarna klaarde het heel snel op.
Er zijn twee mogelijkheden om Zion National Park te bekijken. De eerste is met de auto, gewoon het dak er af en met een rustig gangetje tussen de rotspartijen door laveren. Als ik later groot en rijk ben, dan wil ik trouwens ook graag een cabrio. Je blik wordt er veel ruimer van. Zeker in een omgeving met hoge bergen is dat reuze handig….
De tweede mogelijkheid is een reis met een shuttlebusje. Je wordt dan langst de mooiste plekken in het park gereden en bij de startpunten van verschillende ’trails’ stopt de bus. Vanaf dat punt kun je vervolgens mooie wandelingen -van een paar uur- maken.
Wij hebben natuurlijk voor de auto-optie gekozen. De consequentie is dat we niet alle beroemde bezienswaardigheden met eigen ogen hebben gezien (de Great White Throne had me wel wat geleken), maar oh wat hebben we genoten van onze dikke bak met open dak…. Andere mensen ook overigens.
Op een gegeven moment stond het mannelijke deel van een bus met Franse toeristen, bepakt met camera’s, onze bolide te fotograferen. Voor de immense bergketens hadden ze geen oog meer.
Hier een paar plaatjes van hetgeen de Franse mannen hebben gemist.
Morgen gaan we op weg naar de Grand Canyon. Dat is de langste trip die we moeten rijden (zo’n 500 kilometer) en eigenlijk droom ik nog van een tussenstop bij Antelope Canyon, maar ik vrees dat we daar niet aan toe gaan komen.
Misschien kan ik het positiever formuleren: er zijn nu al meerdere redenen te verzinnen om hier nog eens terug te komen.