Het stormt behoorlijk in de audiowereld. Nieuwe ontwikkelingen rollen als tumbleweeds voorbij. Ik geniet dagelijks van al die onverwachte verrassingen. Heb je bijvoorbeeld in de gaten dat de langspeelplaat (LP) weer helemaal terug is? Spotify heeft de verkoop van CD’s weliswaar behoorlijk te grazen genomen, maar plotseling duikt het vertrouwde zwarte (en gekleurde) vinyl weer massaal op in de kamers van muziekfans. Ook bij de jonkies. Echt superleuk.
Volle etalages
En dan zijn er nog de podcasts. Die online audioverhalen bijten stevige stukken uit het marktaandeel van de radio. Vooral jongere mensen (25-40 jaar) laten de FM en DAB voor wat het is en zoeken iets van hun gading in het immense aanbod van podcasts. Ook in deze markt probeert Spotify haar positie te versterken en koopt het ene na het andere bedrijf dat audioverhalen produceert. Apple en Google hebben een fikse voorsprong en stouwen hun etalages propvol met podcasts.
Het leuke van een podcasts is dat je zelf kunt bepalen wanneer en waar je luistert. Je hebt niets te maken met de selectie van een redactieteam bij een radiozender. Je hoeft geen tijd te verspillen aan onderwerpen waar je geen belangstelling voor hebt. De omvang van je kennis over specifieke deelgebieden neemt snel toe.
Er zit natuurlijk ook ook een bedenkelijk kantje aan: je blikveld wordt namelijk wel steeds beperkter. De algoritmes van de grote jongens (Apple, Google, Spotify) schotelen je vooral voor wat je lekker lijkt te vinden. Je wordt steeds dieper in je eigen belangstellingscocon getrokken.
Terug naar de prehistorie
In het verleden heb ik regelmatig beleidsstukken geschreven over de toekomst van het medium radio. Deze week kwam ik toevallig zo’n oud verhaal tegen. Het stamt uit 2007 en is geschreven op verzoek van Jan Westerhof, de toenmalige eindbaas van de publieke radio.
Het is ronduit vermakelijk om te lezen dat ik de smartphone toentertijd een ‘duurdere GSM’ noemde. Oh ja, MTV leek ‘een behoorlijke bedreiging’. Voor de podcast zag ik geen grote toekomst in het verschiet. Heus! (Ik schreef het woord zelfs met twee hoofdletters om het wat status te geven…).
’t Speelt zich echt allemaal af in deze (21ste) eeuw, maar het lijkt te gaan over de prehistorie.
Misschien vind je het aardig om weer eens een stapje terug te zetten in de tijd. Lees dan verder. Het verhaal hieronder is ooit geschreven voor een blaadje dat circuleerde in Publieke Omroepkringen. En als je denkt: ik heb wel wat beters te doen, luister dan binnenkort eens naar de eerste podcast van Octrooicentrum Nederland, daar ben ik best wel druk mee geweest…
OK dan, daar gaat ‘ie. Het volgende verhaal dateert van februari 2007.
Het wordt tijd dat we het begrip ‘radio’ herdefiniëren.
Mijn generatie –uit de glorietijd van de zeezenders- denkt bij het medium radio aan een hoge zendmasten die, met mysterieuze golven, geluid naar miljoenen ontvangers brengen. Of we denken aan een rechthoekig kastje op de schoorsteenmantel dat ons informatie en ontspanning brengt.
Die beelden worden binnenkort door jongere generaties niet meer begrepen. Net als kinderen die niet snappen waarom een cd-winkel door de ouders steevast ‘platenzaak’ wordt genoemd.
De tieners van nu groeien op met beeldradio, zoals MTV. Zij hebben bij het woord ‘radio’ associaties met iTunes, MediaPlayers en de duurdere GSM-telefoons.
Radio zoals wij het de afgelopen tachtig jaar hebben gemaakt, is eenrichtingsverkeer van één zender naar heel veel ontvangers. De luisteraar mocht weliswaar brieven sturen, of bellen, maar om nou te zeggen dat er een dialoog op gang kwam… Hilversum voorzag Nederland van geluid!
Inmiddels voorziet Nederland ook Hilversum van geluid. Er zijn nieuwe mediastromen op gang gekomen; die van burgers naar de media en die tussen burgers onderling. Ontvangers zijn ook zenders geworden! Onderzoeken laten zien dat de omvang van het eenrichtingsverkeer aan het afnemen is, terwijl de twee genoemde ‘uitwisselingsvormen’ juist toenemen.
Iedere omroep breekt zich inmiddels het creatieve hoofd over de manier waarop je ‘User Generated Content’ kunt binnenhalen en wat je er vervolgens mee moet doen. Is het verantwoord om het een plek te geven in de bestaande programma’s, of kun je er alleen in nieuwe formats en op nieuwe distributieplatforms mee uit de voeten?
Sommige omroepen faciliteren ook de communicatie tussen burgers onderling. Dit is de vorm die mij het meeste aanspreekt. Publieker kun je als omroep niet zijn…
Uit recent onderzoek (2006) blijkt dat zeventig procent van de internetgebruikers zelf content publiceert. Dat kan wel kloppen als je bedenkt dat wereldwijd het aantal weblogs de 25 miljoen is gepasseerd. De grootste gemene deler van al die publicisten is dat ze zichzelf als ‘opinieleider’ zien (uit een rapport van Blogads, een Amerikaans reclamebureau voor bloggers).
De publicatiedrift is dus enorm. Er wordt waanzinnig veel geschreven, gefotografeerd en gefilmd. Audiodistributie beperkt zich hoofdzakelijk tot het rondpompen van muziekbestanden. De inhoudelijke PodCast heeft in ons land geen hoge vlucht genomen en die verwacht ik ook niet meer.
Uitwisseling van audiobestanden zal veel meer gekoppeld gaan worden aan beelden, of dat nou foto’s zijn, video’s of illustraties. Jan Westerhof schrijft dat radiomakers moeten leren om beeldschermen te gebruiken. Ik ben dat met hem eens. De uitdaging voor de komende tijd is het ‘in beeld brengen van audio’. Wie bedenkt de ‘killer app’?
In veel reacties op de maiden speech van Westerhof op dit radioblog wordt gevraagd naar de consequenties van de technologische ontwikkeling op de inhoud. Ik zal een poging wagen, al vraag ik me af of het niet meer een culturele dan technologische verandering is. Je kunt namelijk ook zeggen dat de mediaconsument emancipeert en dat de vooruitgang van de techniek hooguit een katalysator is voor dat proces.
Mediahistoricus Huub Wijfjes zei in 2000 over journalistiek: “Onafhankelijkheid, objectiviteit, zorgvuldig taalgebruik, afstandelijkheid en geëngageerd waarheidsstreven hebben aan belang ingeboet. Interactiviteit, beeldbaarheid, vrijblijvend engagement, tijdelijke emotionele binding en snel wisselende persoonlijke keuzes zijn juist belangrijker geworden”.
Ik kan me goed vinden in die analyse, al word ik er niet altijd vrolijk van.
De opwaardering van internet tot ‘Web 2.0’ zal de gebruiker nog beter in staat stellen het eigen interessegebied van context te voorzien en zal het beeld van Wijfjes nog krachtiger bevestigen. De traditionele rol van de journalist als poortwachter en selecteur van het nieuws lijkt daarmee definitief voorbij. Als de journalist(iek) een rol van betekenis wil blijven spelen en z’n missie wil kunnen uitvoeren (=de democratie helpen vormgeven), dan moet hij er voor zorgen dat ‘ie onderdeel wordt van de omgeving die het publiek nu aan het creëren is. Dat is 180 graden anders dan het is geweest.
Let wel: we moeten ons niet uitleveren aan het publiek, maar leren kijken vanuit het perspectief van de burger en daar vervolgens onze professionele codes aan toevoegen. Alleen op die manier kunnen we het maatschappelijk debat op gang houden en de interesse van de burger blijven prikkelen.
RadioBlog
Een paar essentiële journalistieke normen mogen we nooit uit het oog verliezen. Dat zijn we verplicht aan onze subsidieverstrekker, aan de burger, maar zeker ook aan onszelf. Het Amerikaanse ‘Committee of Concerned Journalists’ heeft al een leuk lijstje voor ons samengesteld. Wat mag men van ons verwachten?
“Citizens Bill of Journalism Rights”
Nauwkeurigheid.
Het bewijs dat de loyaliteit van journalisten primair bij burgers ligt.
Dat journalisten onafhankelijk zijn.
Dat journalisten ‘de macht’ kritisch volgen en stem geven aan de stemlozen.
Een forum voor het publieke debat en oplossingsgerichtheid.
Relevant nieuws op prioriteit gerangschikt.
We zullen meer moeten delen met onze luisteraars om aan hun verwachtingen te voldoen. Ik bedoel met ‘delen’ dat we meer in de huid van onze luisteraar moeten kruipen, maar ook dat we –letterlijk- zaken weggeven.
We beschikken over archieven vol fantastisch audiomateriaal. Dat kunnen we uitwisselen, zodat burgers er mee aan de slag kunnen. De BBC doet dat inmiddels (in een pilot) en gaat binnenkort nog een stapje verder: de Britten gaan al hun interne opleidingsmateriaal via internet beschikbaar stellen. De gedachte daarachter is dat de publieke omroep moet helpen bij kwaliteitsverbetering van het journalistieke ambacht, ook als dat vak wordt uitgeoefend door niet- professionals.
Het begrip ‘radio’ verandert: het is geen eenrichtingsverkeer meer en bestaat niet uitsluitend uit geluid. Het uitwisselen van audio, video en tekst neemt snel toe en de publieke omroep moet zich daar flink in gaan mengen. Niet alleen om beter te snappen wat er leeft onder burgers, maar ook om de kwaliteit op peil te houden.
Mijn credo: Deel Veel!
Misschien een aardig weetje tot besluit: er zijn in 2020 bijna 2 miljard websites, waarvan een groot deel is voorzien van een blog. Er wordt dus gedeeld, heel, veel gedeeld….