Afgelopen weekeinde zat ik op Terschelling. Ons clubje was zeer plezierig. We woonden met z’n vijven in een boerderij waar probleemloos een bataljon infanteristen had kunnen overwinteren. In de danszaal -die keuken heette- stonden twee vaatwassers klaar om hun rondjes te draaien. De huiskamer had de afmetingen van een klein voetbalveld en de hoeveelheid jacuzzi’s in het huis paste net op de vingers van één hand. So far so good. Toch miste ik iets.
Zilveren Camera
Op dit soort reisjes neem ik altijd m’n Grootste Fototoestel mee. Ik hoop ieder moment een plaat te maken die geschikt is om mee te dingen naar de Zilveren Camera. De iPhone is niet geschikt voor die ambitie. Ik wil maximaal dynamisch bereik en veel pixels, heel veel pixels.
Je zeult dan wel de hele dag zware spullen mee. Alleen de camerabody met een 50 millimeter lensje zou nog wel gaan, maar ‘voor de zekerheid’ prop ik toch altijd een paar kilo extra glaswerk in de rugzak. Oh ja, én een flitser (‘je weet immers maar nooit’), een setje extra accu’s, wat poetsdoekjes, een stapeltje grijsfilters en liefst een statief. Visualiseer een pakezel.
Eenzame fietser
Er schoof dit weekeinde een stramme noordooster over het eiland. De auto was aan wal gebleven en dus zat er niets anders op dan te lopen of te fietsen. Lopen vind ik leuk. Fietsen niet. De rest van het gezelschap vond fietsen juist wel fijn. Ze konden het ook heel goed. Ik niet. Visualiseer een eenzame fietser die kromgebogen over het stuur, tegen de wind, zichzelf een weg baant.
Het ergste was dat ik geen inspiratie kreeg. Het eiland was prachtig, maar nergens verscheen het ultieme beeld om wereldberoemd mee te worden. De Brandaris vond ik lelijk, de karakteristieke dorpsstraatjes te lief, het wad te modderig en de stranden te leeg.
Schoonheid van Terschelling
Het was uiteraard m’n eigen schuld. Ik had me moeten voorbereiden. Dan had ik geweten van Konikpaarden op de Boschplaat, van het eenzame drenkelingenhuisje, van het massieve bunkermuseum, van de cranberryvelden en van de beste zeehondenspots. Maar nee, ik ging op de bonnefooi. Dom, want goede research levert de beste foto’s op. Check vooraf bijvoorbeeld Instagram of Google Maps en laat je inspireren. Het helpt om vooraf mooie locaties te zoeken en daar later meerdere keren (met verschillend licht, of andere weersomstandigheden) naartoe te gaan.
Nou kun je creativiteit ook opwekken. Iedereen heeft daar z’n eigen manier voor. Bij mij werkt het goed om te focussen op een klein, overzichtelijk gebied. Ik verplicht mezelf om binnen een straal van 25 meter tenminste tien detailopnamen te maken van opvallende beelden. Het hoeven geen mooie foto’s te worden; het gaat vooral om het kijken en ontdekken.
Dat kunnen gekke woorden zijn,
of bijzondere structuren,
of vreemde voorwerpen.
Schakelaar in m’n hoofd
Na verloop van tijd krijg ik dan de smaak van fotograferen weer te pakken. Ik durf ook verder om me heen te kijken. Plotseling zie ik de schoonheid van het landschap, de glinstering in het water, een noordooster die striemende zandlijnen trekt, en strandpalen die zachte wolken stutten.
Er gaat bij deze oefening vrijwel altijd een schakelaar om in mijn hoofd. Probeer het maar eens. Je kunt er ook een wedstrijdje van maken met een collega-fotograaf. Maak alle twee -binnen een beperkte ruimte- maximaal twintig foto’s en bekijk samen de resultaten. Je zult versteld staan van de verschillen.
Bij mij heeft het gewerkt. Terschelling werd weer fotogeniek. De Zilveren Camera ga ik dit keer niet winnen, maar het plezier was terug.
Op de terugweg had ik zelfs de wind mee.
NB.: De noordooster op Terschelling was meer dan straf: onbuigzaam, medogenloos, stijf en stug. Daarom heb ik gekozen voor ‘stram’.