Brussel is stuk.
Een paar gestoorde idealisten hebben geschiedenis geschreven, al zullen ze daar zelf geen weet meer van hebben. Ze deden een bom om hun buik en verwoestten meer dan we nu weten.
Premier Rutte stond stoer voor de camera en zei dat ze ons niet klein zouden krijgen. “Wij zijn met meer.” Die zin had ‘ie nog liggen van een vorige ramp. De rest van de tekst was een beetje aangepast.
De Baas van ons land wil dat we rustig blijven, ons niet gek laten maken, gewoon doorgaan met ons onbezorgde leven. Hij moet zulke dingen zeggen, maar er was vandaag helemaal niemand die dacht dat het wel weer goed zou komen. Verplichte, maar loze premierspraat.
Brussel is dichtbij. Luchthaven Zaventem is een startpunt voor vakanties. Mijn schoondochter stapte er twee dagen geleden nog op het vliegtuig. Nu is het een ruïne. Hoeveel dichterbij kan het komen?
Ik was onderweg naar een nieuwsradiostation in Amsterdam toen de eerste berichten over de terroristische aanslag naar buiten kwamen. ’t Was even over achten. Het zou een gekkenhuis worden op de redactie. Iedere journalist meldt zich bij de afdelingschef, dienst of geen dienst. Tijdens dit soort dagen tellen de uren niet. Er wordt gerend, geschreven, geschreeuwd, gebeld en geïnterviewd.
Op de terugweg heb ik de radio uitgezet. Soms wil je even niks meer weten. Het verkeer bood gelukkig voldoende afleiding.
En dat prachtige liedje van Jacques Brel spookte door m’n hoofd. Het is geschreven in een andere tijd. Toen werden de dagen ook somber. Anders en toch hetzelfde.
Bruxelles – Jacques Brel:
Brussel was toen nog een dromende stad
Brussel was toen nog de stad die het had
Brussel was toen nog een bruisende stad
Brussel was toen nog …. Maar toen …. werd …. het…. zwart… zwart… …