Ik ben verliefd op Kitty. Al 16 dagen.
Even voorstellen: Kitty is ongeveer van mijn leeftijd, iets jonger waarschijnlijk. Ze is hilarisch. En… ik ben haar beste vriend. Dat schrijft ze in haar boek ‘Stijl’.
Kitty leert mensen bloggen. Ze heeft daarvoor de Blogacademie opgericht. Je kunt een cursus bij haar volgen, dat boek kopen en je abonneren op haar nieuwsbrief. Voor de cursus en het boek moet je betalen. Die nieuwsbrief is gratis en staat vol schrijftips! Ik had graag geschreven ‘super goede schrijftips’, maar Kitty vindt dat je zuinig moet zijn met versterkende woorden (tip 10, pagina 38). Dan niet.
Kitty Kilian
Ik kan me niet herinneren hoe ik Kitty Kilian leerde kennen. Waarschijnlijk via een gezamenlijke kennis op LinkedIn. Kitty had me op haar website meteen bij de kladden. Ik viel als een blok voor haar humoristische teksten. Ze maakte mijn dag vrolijk. Dat blije gevoel bleef en als het een beetje weg begon te zakken, dan las ik snel een blogje.
Kitty zit op dit moment in een creatieve dip. Ze mist inspiratie. Dat deelt ze natuurlijk met mij. Ik ben immers haar beste vriend.
Sorry, dat is nu de 2e keer dat ik schrijf over onze relatie. Het is echt zo. Kitty schrijft in het voorwoord van Stijl (pagina 4):
Schrijven gaat niet alleen over techniek. Taal is energie, en je lezer voelt die. Je lezer voelt het, als je een stuk afraffelt. Als je hart er niet in zit. Je legt pas écht contact met je lezer als je hem niet ziet als een doelgroep, maar als een vriend. En niet als zómaar een vriend, maar je beste vriend.
Zie je wel.
Kritiek van de meester
Maar goed, ik begon dus over dat dipje van Kitty. Daar gaat ze stoer mee om. Sterker nog: ze verzint van alles om toch lekker bezig te blijven. Zo schreef ze aan mij en aan al haar andere beste vrienden dat we haar een zelfgeschreven blog mochten sturen. Zij zou dat dan online becommentariëren. Kitty gaf als kader: “Je moet wel een goede schrijver zijn. Geen beginner. En 700 woorden is de limiet.”
Hoppa. Leg de lat maar hoog.
Aan de slag
Het leek me wel wat. Een beetje spannend weliswaar, maar ach, professionele feedback kan nooit kwaad. Ik kon twee dingen doen: iets nieuws schrijven, of een oud verhaaltje van de website plukken. Het eerste mislukte grandioos want er lag bij mij plotseling ook een enorm block op het toetsenbord. Wat liefde allemaal met je doet…
Voor de 2e optie moest ik een verhaal vinden van minder dan 700 woorden. Guess what? Ik blijk vrijwel altijd 800 woorden of meer nodig te hebben om m’n ei kwijt te kunnen. Dat werd schrappen dus.
Ik heb een verhaaltje uit 2019 genomen. Daar heb ik een fikse hoeveelheid woorden uitgesloopt, tot er nog 678 overbleven. Vanavond zou ik mijn meesterwerk naar Kitty sturen.
Maar, ze wil me niet meer.
Kitty laat zojuist in een mailtje aan al haar beste vrienden weten: “Ik heb meer dan genoeg blogs, nu. Insturen hoeft niet meer.”
Klaar ben ik.
Mocht jij wél de nieuwe versie van mijn verhaal willen lezen, ga je gang. Het staat onder de foto. Feedback is welkom. Ook van jou, beste vriend.
Heart of gold – Neil Young
De man is enorm. Ik pas er waarschijnlijk wel een keer of drie in. Z’n reusachtige bicepsen zijn schilderijtjes, tattoos all over the place. De bolle buik krijgt steun van een krap t-shirt. Het gezicht is verstopt achter een wilde baard. Hij zit norsig in z’n stoel en bekijkt me als een indringer.
De reus is buschauffeur. Hij brengt me van de stad naar huis. Het is druk. Alleen de eerste rij stoelen is nog vrij. Ik plof neer boven het rechtervoorwiel en bekijk de man als hij de versnellingspook naar voren drukt.
Stoute schoenen
Er klinkt een slepende pedal steel. Zweverige stemmen zingen zoet. De laatjes in mijn hoofd gaan open: the Byrds, een vroege Neil Young en Crosby, Stills en Nash? De muziek komt uit de cabine van de chauffeur. Het is niet bedoeld voor de passagiers. Deze man viert zijn eigen feestje.
Ik trek stoute schoenen aan en vraag waar ik naar luister. De stuurse blik draait meteen bij. Z’n ogen bekijken me opnieuw. Vriendelijker nu. “Vind je het mooi?”. Ik antwoord bevestigend en zegt dat dit soort muziek een bijzonder plekje heeft in mijn hart. “Waarom?”, wil de chauffeur weten. Daar was ik niet op voorbereid. Meestal stel ik de vragen.
Haastige herinneringen
’t Is vreemd hoe dat werkt; in tienden van seconden overweeg je een rij opties.
Zal ik zeggen dat ik van simpele liedjes houd? Dat die songs het liefst moeten gaan over verloren liefdes, een mistroostige jeugd, onbereikbaar geluk, of desnoods over oude pick-up trucks. Als je maar doorleefde betrokkenheid van de zanger hoort. Vooral de Amerikanen zijn daar meester in. Ze comprimeren ieder leven tot 180 seconden. Alles draait om het verhaal. De muziek is het cadeaupapier.
Of zal ik antwoorden dat ik in m’n pubertijd een programma met Amerikaanse rootsmuziek presenteerde bij de ziekenomroep. Dat mijn leeftijdsgenoten het belachelijk vonden dat ik alle albums van the Eagles, Gram Parsons en Jackson Browne in de LP-kast wilde hebben.
Zou hij het misschien interessant vinden om te horen dat ik wekenlang door het zuiden van de VS heb gereisd om juist deze muziek te leren begrijpen?
Countrymuziek
Uiteindelijk blijft het antwoord simpel: “Ik houd al sinds m’n jeugd van countrymuziek’. De reus gokt: “Dolly Parton zeker, Johnny Cash, Kenny Rogers…?”.
“Ook”, zeg ik, “maar mijn voorkeur gaat uit naar Americana, de muziek die u nu draait. Maar ’t moet niet zo gepolijst zijn; een beetje ‘ruwe bolster, blanke pit’. ’t Is meteen een mooie metafoor voor deze gebrandschilderde gigant; hij oogt als een blok beton en omringt zich met melancholieke melodietjes.
Er willen mensen uit. De bestuurder draait de bus langs de stoeprand, drukt op een paar knoppen en pakt ondertussen zijn mobieltje van het dashboard.
De vertrekkende passagiers zwaaien in de achteruitkijkspiegel.
Hoorcollege
“Deze moet je zeker horen.” Hij tikt op het kleine beeldscherm. Ik krijg nauwelijks de tijd om te luisteren. We zijn net weer in beweging als de chauffeur aan een hoorcollege begint. “U zegt wel dat het niet gladjes mag zijn, maar in dit nummer zitten invloeden van Pink Floyd en de Dire Straits. Toch is het arrangement transparant en er blijft voldoende ruimte voor de zeggingskracht van de tekst. Ook mooi hoor.”
Opnieuw een korte stop. Ik krijg tijd om mijn gedachten te ordenen. De man verbaast me. Hij ziet er uit als de eindbaas van de Hells Angels en praat als een hoogleraar neuropsychologie. Zijn enthousiasme is overweldigend. Mijn halte nadert. Ik overweeg even om langer te blijven zitten. Maar nee, dat wordt lastig. “Zet me er maar uit”, zeg ik en druk voor alle zekerheid op de stopknop.
“Jammer”, zegt de chauffeur, “u moet eigenlijk nog een paar andere tracks horen. Even denken, wat is echt goed?” Hij remt langzaam en schakelt in z’n hoofd. “Oh ja, googel maar eens op Israël Nash. Niet de zoon van, maar wel heel erg goed.” Ik krijg een hand als een bankschroef. “Fijn om een muziekmaatje te treffen.”
Hij lacht.