Tommy Wieringa schrijft weergaloos. Ik lees op dit moment zijn verhalenbundel ‘Ga niet naar zee‘ uit 2010. Wieringa gebruikt korte zinnen die vaak een dubbele lading dragen. In ieder geval moet je voortdurend nadenken over de woorden die hij gebruikt. Ik geef je een paar voorbeelden.
Chinatown in Geesteren
[situatieschets] Wieringa gaat eten in Chinatown, een nieuw restaurant in Geesteren (pagina 62). Hij wordt bediend door een meisje dat Ming heet. “Ze is broodmager en heeft een zwarte tand. Aan de bar onder het lage systeemplafond mompelen vijf vrijgezelle bouwvakkers en autoslopers voor zich uit.” Je begint een beeld te krijgen. Ja toch?!
Maar dan komt de mooiste zin.
“De radio staat op een halve zender.”
De treurnis is compleet. Alles in dit restaurant is goedkoop. Ik hoef nooit naar Chinatown in Geesteren. Nooit!
IJsseldijk in Deventer
Op pagina 77 beschrijft hij een wandeling met zijn vader. Beide mannen lopen over de IJsseldijk bij Deventer. Dan komt de regel:
“Zware wolken drukken het licht uit de wereld.”
Eén ding is zeker: dit wordt een somber verhaal.
Hekel aan ontkenning
De hele bundel staat vol pareltjes. Ze liggen verstopt onder zwarte inkt, maar als je er een paar keer met je ogen langs wrijft, beginnen ze te fonkelen.
Ik juich stil bij iedere bladzijde in dit verhalenboek van Tommy Wieringa. Toch had ik het bijna links laten liggen. De titel “Ga niet naar zee” draagt de schuld. Als ik ergens een hekel aan heb, dan is het aan ontkenningen in titels, koppen, inleidingen, verbodsborden, presentaties, op reclameposters (“word geen spookrijder”) en ga zo maar door.
Roze olifant
De studenten van de cursus Storytelling kennen mijn aversie. Ik leg ze uit dat ontkenningen altijd worden genegeerd.
Wouter Bos zei ooit dat hij geen draaikont was. We weten inmiddels hoe juist die beweeglijkheid hem is nagedragen.
Onze hersenen kunnen het woord ‘niet’ niet registreren. Je kent vast het bekende voorbeeld…: “Denk niet aan een roze olifant.” Bij kleine kinderen werkt het averechts als je vertelt dat ze niet door de gang mogen rennen.
In de neurolinguïstiek zijn ze er van overtuigd dat iemand met een overwonnen hernia beter kan zeggen “Mijn rug is weer sterk en soepel“, dan “Ik heb geen last meer van mijn rug.”
Foei, niet doen
De vraag is dus waarom mijn taalheld Tommy Wieringa zo’n ongebruikelijke ontkenning in de titel van zijn verhalenbundel stopt. Hij had het boek veel beter “Vermijd de zee” kunnen noemen. Of desnoods: “Trek het land in“. De gevoelswaarde van beide alternatieven is identiek aan het origineel. Ik heb zelfs de gebiedende wijs gerespecteerd (in marketingjargon heet de imperatief tegenwoordig overigens een ‘call to action‘…).
Ik ben halverwege “Ga niet naar zee“. De titel moet nog aan bod komen. Er resteren 150 pagina’s die naar een antwoord kunnen leiden.
De leasehond vindt Tommy Wieringa ook reuze interessant. Ze gaat er regelmatig mee aan de haal. Ik heb vandaag ontdekt dat het commando ‘foei, niét doen’ bij een hond wel prima werkt.