218-2016
De pizzabakker staat ons met een brede glimlach op te wachten. Hij zwaait de deur galant open en spreidt zijn armen wijd. “Welkom, welkom!” Het is zijn gebruikelijke begroeting. Hij weet de indruk te wekken dat wij echt de aller-, allerleukste gasten zijn.
“Zelfde tafel als altijd?”
De vriendelijke Italiaan wijst naar het rustige tafeltje in de hoek. Het is alsof hij het iedere avond vrijhoudt voor het geval we ons onverwacht melden. We knikken instemmend en gaan zitten. De kaart is niet nodig. Het worden een quattro stagioni en een calzone, net als de vorige keren. Mijn collega neemt een glas water en ik de huiswijn.
Tradities zijn er om te volgen. Dat doen we keurig.
Passie
Als de serveerster weg is, gaan we verder met ons gesprek van een paar weken geleden. Het gaat meestal over het werk. Uiteraard nemen we soms ook Het Leven even door. En vanavond komt het gesprek al snel op onze gedeelde passie: de fotografie.
Mijn tafelgenoot is nog maar een paar jaar intensief in de weer met een camera. Het is een talent. De leercurve is steil.
De afgelopen week hebben twee mensen gevraagd of ze een foto van mijn collega in hun woonkamer mogen hangen. Dat zijn eervolle verzoeken. Ik herinner me de eerste keer dat het mij overkwam. Je gelooft je oren niet. Iemand wil dag-in-dag-uit naar jouw plaatje kijken. Ik moest toentertijd blozen, weet ik nog.
Geld
“Wat vraag je nou voor die foto’s?” Ik weet het antwoord eigenlijk al. Het is vast-en-zeker een cadeautje geworden. Ik gaf mijn eerste foto’s immers ook altijd gratis weg. Mijn collega bevestigt het vermoeden.
Ik speel boos, verontwaardigd zelfs. “Hoe kun je dat nou doen? Kijk eens wat je allemaal hebt geïnvesteerd om dit niveau te bereiken? En nu betaal je waarschijnlijk zelfs de prints! En dat allemaal omdat je eer is gestreeld. Je bent niet goed wijs…”.
Mijn collega is een sterke debater. Ik ben in mijn hoofd al bezig om voldoende argumenten te verzamelen voor de aanstaande woordenstrijd.
Argumenten
“Neem bijvoorbeeld de kosten voor je apparatuur. De camerabody kost al snel duizend piek. Voor de drie professionele lenzen heb je zeker tweeduizend Euro neergelegd. Je hebt een extreem snelle computer met extra opslagcapaciteit. Bovendien volg je een paar dure fotocursussen en in de weekeinden zelfs een jaaropleiding tot fotograaf. Tel daar al die uren oefenen bij op en de inspanningen om Photoshop een beetje onder de knie te krijgen.”
Ik ben wel tevreden over mijn stille betoog. Toch is het allemaal nogal zakelijk. Als ik mijn collega niet op de centenkwestie kan vangen dan moet het over de emotionele boeg, bedenk ik. Ook dat oefen ik vast van binnen.
Emotie
“Het is bovendien geen toeval dat je mooie foto’s maakt die andere mensen aan de muur willen hangen. Je loopt de hele dag met dat toestel te sjouwen en je hebt het vermogen ontwikkeld om bijzondere situaties te zien en vast te leggen. Het is geen hobby meer, maar het begint op werk te lijken… Op je visitekaartje mag best ‘fotograaf’ staan.”
Uiteindelijk lijkt het me verstandig om een goede metafoor te verzinnen. Bijvoorbeeld over de pizzabakker. Ik zou kunnen zeggen dat hij heel blij was ons weer te zien en dat ‘ie het vast niet erg vindt als we zonder te betalen weggaan. Onze aanwezigheid was toch een heuse eer. Ja toch, niet dan?!
Mijn collega zit wat voor zich uit te staren. De ogen staan wazig. Ik zet me schrap voor de woordenvloed die gaat komen, maar dit keer is het snel klaar:
“Ik vond het gewoon leuk om iets weg te geven, fotograaf of niet. Basta!!!!”